Fossiel=overblijfselen of afdrukken van planten en dieren

Zand=de kleine korreltjes gesteente die met het blote oog te zien zijn

Grind=door rivierwater afgeronde stenen

Klei=microscopisch kleine korreltjes die ontstaan als gevolg van verwering

Sediment=de korrels die bij sedimentatie blijven liggen

Sedimentatie=proces waarbij korrels blijven liggen

Vuursteen=een meestal bruin glanzend gesteente

Löss=grondsoort in Zuid-Limburg die bestaat uit korrels die iets groter zijn dan klei en kleiner dan zand

Mergel=soort kalksteen

Primaire sector=beroepen in de landbouw, visserij en mijnbouw

Secundaire sector=beroepen in de industrie en in de bouw

Tertiaire sector/diensten sector= beroepen in de dienstverlening

Formele sector=het officiële deel van de economie. De cijfers vind je terug in de statistieken van de overheid

Semiperiferie=landen die zich sterk aan het ontwikkelen zijn

Distributieland= land dat belangrijke rol speelt in het verdelen van goederen over het achterland

Mainport=haven of vliegveld met belangrijke rol in het internationale vervoer

Handelsbalans=overzicht van de waarde van goederen die in en uit gevoerd worden

Alfabetiseringsgraad=geeft aan hoeveel procent van de bevolking van 15 jaar en ouder kan lezen en schrijven

Levensverwachting=geeft aan hoe oud mensen bij hun geboorte naar verwachting zullen worden

Beroepsbevolking: alle mensen die tegen betaling werken, plus de werklozen.

Bruto nationaal product per hoofd: alles wat in een jaar in een land verdiend wordt, gedeeld door het aantal inwoners.

Centrumlanden: meest ontwikkelde landen.

Dallandschap: het Zuid-Limburgse landschap dat bestaat uit een plateau met rivierdalen.

Duinen: door de wind opgewaaide zandheuvels.

Heuvelland: gebied met een hoogteligging tussen de 200 en de 500 meter.

Hooggebergten: gebergte met een hoogteligging boven de 1500 meter.

Kalksteen: sedimentgesteente dat bestaat uit samengeperste schelpen.

Periferie: De armste landen die nog sterk agrarisch zijn vooral grondstoffen uitvoeren.

Regionale ongelijkheid: grote verschillen in ontwikkelingsgraad binnen een land.

Reliëf: hoogteverschillen in het landschap.

Sociale ongelijkheid: grote verschillen in inkomen tussen groepen mensen.

Stroomgebied: het gebied dat afwatert op een rivier en haar zijrivieren.

Stuwwallen: heuvels die zijn ontstaan door de werking van gletsjers op het land.

Veen: grondsoort dat ontstaat door de opeenhoping van dode plantenresten.

Verwering: het verbrokkelen van gesteenten onder invloed van het weer en de werking van planten.

Zwerfstenen: grote en zware rotsblokken die met het ijs zijn meegekomen.